Grote Kunst voor Kleine Mensen Museum
Onderzoek naar een kunstmuseum voor de jeugd in Amsterdam. Mogelijk gemaakt door een projectinvestering van het Mondriaan Fonds. 2015 tot 2016
Amsterdam, de culturele hoofdstad van Nederland, heeft geen kunstmuseum voor de jeugd. Nathalie Faber heeft onderzoek gedaan naar de vorm en levensvatbaarheid van een dergelijk museum. Een kort verslag van het onderzoeksverslag:
Het doel van een museum voor de jeugd is kinderen op een levendige, vernieuwende wijze met beeldende kunst in aanraking brengen, omdat kunst kan inspireren om op een andere manier naar het leven te kijken. Enerzijds kan je stellen dat kinderen misschien geen kunst nodig hebben omdat hun zintuigen en geest nog niet zijn afgestompt (zoals bij veel volwassenen…) en anderzijds zouden we er meer aan moeten doen om bepaalde eigenschappen te bestendigen – zoals verwondering en verbeelding. Dit doel vloeit voort uit mijn ervaring met kunstprojecten voor ‘kleine mensen’, zoals de collectie korte films Grote Kunst voor Kleine Mensen, De Bonte Middag en het Tijdelijk Museum. Door deze ervaring heb ik i.s.m. anderen een manier gevonden om kunst te selecteren, te produceren en te presenteren aan een jeugdige doelgroep. Dat deze projecten succesvol zijn heeft vooral te maken met de toon die nooit expliciet onderwijzend of kinderachtig is. Dit zou m.i. ook de kracht kunnen zijn van een nieuw ‘volwassen kindermuseum’.
Voor het inhoudelijke onderzoek heb ik professionals geïnterviewd van bestaande (kinder)musea, educatieve programma’s en kindertentoonstellingen. Waarbij de hoofdvraag was: Wat werkt wel en wat werkt niet bij kinderen? Daarnaast heb ik research gedaan door met een aantal kinderprogramma’s mee te lopen (o.a. het Stedelijk Museum en de Hermitage), een paar conferenties bezocht over kunsteducatie: ‘De maand van Cultuureducatie’ (april 2015) en de ‘Hands On! Conferentie – International Association of Children in Museums’ (oktober 2015), en literatuuronderzoek gedaan. Belangrijk in het onderzoek waren de gesprekken met gerenommeerde kunstenaars over nieuwe presentatievormen in een nieuw museum, en de gesprekken met de jongeren zelf (de eindgebruikers) van o.a. ‘Blikopeners’ van het Stedelijk Museum.
Wat mij opvalt is dat alle musea (in Amsterdam) tegenwoordig wel een educatief programma hebben voor kinderen, maar daarbij anticipeert de afdeling kunsteducatie op een tentoonstelling die eigenlijk voor volwassenen is bedoeld. In een museum voor de jeugd zal vanaf het begin af aan rekening gehouden met kinderen, zowel in het ontwerp van het museum als de presentatie van de kunstwerken. Door mijn research kan ik stellen dat de gemeenschappelijke manier van denken in het kunsteducatieve vak is: Kinderen (inter)actief bij de kunst betrekken volgens het principe leren, zien, doen, en daarbij het liefst gebruik maken van meerdere zintuigen, en de docent mag in dit proces zo min mogelijk sturen. In de kunsteducatieve wereld gebeurt wel veel om kinderen op een (inter)actieve manier bij kunst te betrekken, maar er ligt nog een grote uitdaging om met nieuwe, niet-kinderachtige presentatievormen te experimenteren die beter aansluiten bij de doelgroep.
Hierbij denk ik dat een museum voor de jeugd in Amsterdam een toegevoegde waarde zal hebben als de tentoonstellingen meer zullen ontstaan vanuit de kunst, vanuit het werk van kunstenaars, en niet zoals andere musea veelal vanuit een rationele doelstelling en programmering van de organisatie. En door uit te gaan van de kunst zelf, vanuit een open, verwonderende (kunstenaars)blik, zal het ook geen educatieve dienst worden.
Daarnaast zie ik een grote rol weggelegd jongeren zelf. Het museum is voor én door de jeugd. Door jongeren vanaf het begin af aan te betrekken in de organisatie zal de programmering (beter) aansluiten bij de jeugd. (Een voorbeeld hiervan is het Tijdelijk Museum in de voormalige Bijlmerbajes.) Dus niet één keer per jaar tijdens de organisatie van ‘Museumnacht Amsterdam’… maar altijd.
Het plan is een ‘dag en nacht museum’ voor de jeugd. Bij het uitwerken van het plan hoort ook een praktisch, productioneel deel. Dit is gemaakt i.s.m. met entrepreneur Nico Hovingh. Naast tentoonstellingen (liefst binnen én buiten) is er horeca, een atelier met workshops en de mogelijkheid om met een klas middenin het museum te blijven slapen. Door het maken van een businessplan, exploitatiebegroting en investeringsbegroting is duidelijk geworden dat het plan haalbaar is maar alleen als het niet afhankelijk is van de museumtickets alleen.
Of het Grote Kunst voor Kleine Mensen Museum er zal komen is onzeker. In de tijd dat het onderzoek werd gedaan ging het Amsterdam economisch weer goed en werd het vastgoed duur. In 2017 werd het plan geselecteerd als finalist (één van de vijf) voor de tender Oostveerkavel in Amsterdam-Noord maar helaas hebben wij niet gewonnen.
Uitspraken van fans:
Maze de Boer, kunstenaar:
“Een museum is gemaakt om kunst te tonen. Het werk van kunstenaars prikkelt de verbeelding van jong en oud maar de context waarin het getoond word kan soms afstandelijk en niet ‘toegankelijk’ zijn. De toegevoegde waarde van een museum voor mensen van alle leeftijden is dat grote en kleine mensen in hun eigen belevingswereld met elkaar kunst kunnen ervaren. Bij het schaakspel spelen volwassen bijvoorbeeld met lijnen en opstelling terwijl kinderen denken aan ridders en kastelen. Het doel is hetzelfde alleen de weg er naartoe is anders.
Dit museum zou de installatie kunnen zijn waar jong en oud elkaar kunnen aanvullen.”
Lennart Vader/ Nepco, performer:
“Het magisch denken van een kind is mijn allergrootste inspiratiebron! Een museum die de jonge, naïeve en open zintuigen probeert te bekoren en stimuleren is een topidee. En het zal hun ouders ook een nieuwe kijk geven: een mooie wonderlijke wereld waar realiteit en fantasie grenzeloos zijn.”
Arne Hendriks, kunstenaar:
“Musea vertegenwoordigen het beste en belangrijkste dat onze culturen hebben voortgebracht. Maar er is niet altijd aansluiting bij de belevingswereld van het kind. Een museum waarin wij onszelf dwingen door de ogen van het kind naar de kunst te kijken en vanuit het kind de context waarbinnen kunst wordt beleefd te articuleren kan niet alleen iets bijdragen aan het op een hoger plan brengen van de manier waarop wij onze kinderen kunst laten beleven maar ook van ons, de ouders.”
Richard Niessen, ontwerper:
“Kinderactiviteiten en kunsteducatie zijn altijd een afgeleide, ze leren kinderen ‘kijk, kunst is leuk!’, ‘dit heeft de kunstenaar bedoeld’… Volgens mij is jouw idee van een kindermuseum een heel andere, namelijk dat ze niet via de educatieve omweg de kunst benaderen, maar er direct iets mee kunnen (mogen).
Een tweede punt is dat in Amsterdam de musea helemaal niet zijn ingericht voor kinderen. Aan de ene kant zijn er de ‘grote mensen musea’ (Rijks, Stedelijk), waar kinderen nergens aan mogen komen, en waar stilte en serieusheid heersen. Aan de andere kant zijn er de interactieve belevingswerelden van het Amsterdam museum en Nemo, waar kinderen in een soort kermis worden meegenomen. Wat jij voor ogen hebt is iets dat daar tussenin ligt en het is spannend is om na te denken over nieuwe of andere presentatievormen. Zo’n museum kan daar een goed platform voor zijn.”
Impressie i.s.m. Odilo Girod:
Impressie i.s.m. Dick Tuinder: